Geliefde van de Heere – vrede zij met u!
Het is halverwege de Goede Week. Jezus is in Jeruzalem. Toen Hij
binnenkwam, was Hij diep bedroefd. Nee, niet voor Hemzelf – Zijn
strijd en lijden moeten nog komen. Als een hartenzoeker kent Hij de
ware motieven voor de vreugde en de triomf van de mensen; zij zijn
vals, aards, van korte duur. Eeuwige waarden verwerpen ze. Jezus
Christus klaagt over Israël; indachtig het historische verleden zegt
Hij: “Jeruzalem, Jeruzalem, die de profeten slaat en hen stenigt die
tot u gezonden zijn! Hoe vaak heb ik uw kinderen niet bijeen willen
brengen, zoals een vogel haar kuikens bijeenbrengt onder haar
vleugels, maar u was niet bereid! Heden is uw huis leeg achtergelaten”
(Mattheüs 23:37,38). Het lijdt geen twijfel dat Jezus hier niet
alleen uit Zichzelf spreekt. Hij, de Zoon van God, identificeert Zich
met de Heilige Drievuldigheid! Door de retorische vraag te stellen
“…hoe vaak…” – Jezus verwijst naar het verleden. Het is voldoende
te herinneren aan de uitroep van Mozes, de leider van het volk
Israël: “Wat zal ik met dit volk doen? Nog even en zij zullen mij
stenigen” (Exodus 17:4). Hoeveel van Gods boodschappers zijn er niet
gestenigd. Jeremia, de laatste profeet voor de Babylonische
gevangenschap, werd in een put gegooid en stierf van de honger. Hij
reageerde door over hen te weeklagen en uit te roepen: “O, wie zal
mijn hoofd water geven en mijn ogen een bron van tranen, ik zal dag en
nacht wenen om de bedroefde kinderen van mijn volk” (Jeremia 9:1).
Jezus riep uit: “O, dat ook gij op deze dag zoudt weten wat dienstbaar
is aan Uw vrede. Maar het is nu verborgen voor uw ogen” (Lucas 19:42).
Pastor D.M. 13.04.22.